-
1 spelen
1 [zich (met een spel) vermaken] play3 [bespelen] play♦voorbeelden:vals spelen • cheatver onder zijn niveau spelen • play well below one's leveldat speelt niet meer • that is no longer an issuedie kwestie speelt nog steeds • that is still an (important) issueII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [zich voordoen als; aanpakken] play♦voorbeelden:we hadden het anders moeten spelen • we should have played/tackled it differently3 [zich in wisselende vormen vertonen] play5 [speels omgaan met] play (with)♦voorbeelden:met iemands gevoelens spelen • trifle with someone's feelingsde wind speelde met haar haren • the wind played/was playing with her hair4 nerveus met een paperclip spelen • fiddle/play nervously with a paperclip5 met de gedachte spelen om … • toy with the idea of (doing etc.) …op iemands ijdelheid spelen • play on someone's vanity -
2 omspringen
1 [omgaan] deal (with)♦voorbeelden:1 als je ziet hoe ze met de leerlingen omspringen • if you see how they treat their pupils 〈 slecht〉/how they handle/manage their pupils 〈 goed〉slordig met andermans boeken omspringen • be careless with someone else's bookslichtzinnig met iemands genegenheid/de waarheid omspringen • trifle with someone's affections/the truthII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 sollen
♦voorbeelden:1 [heen en weer trekken] drag/haul about -
4 lichtvaardig handelen
lichtvaardig handelenact rashly, trifle (with)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > lichtvaardig handelen
-
5 lichtvaardig
♦voorbeelden:1 lichtvaardig handelen • act rashly, trifle (with)lichtvaardig oordelen • judge rashlyzijn vertrouwen lichtvaardig wegschenken • trust too easily -
6 lichtzinnig met iemands genegenheid/de waarheid omspringen
lichtzinnig met iemands genegenheid/de waarheid omspringentrifle with someone's affections/the truthVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > lichtzinnig met iemands genegenheid/de waarheid omspringen
-
7 lichtzinnig omspringen met
lichtzinnig omspringen metVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > lichtzinnig omspringen met
-
8 lichtzinnig
1 [ondoordacht] frivolous♦voorbeelden: -
9 met iemands gevoelens spelen
met iemands gevoelens spelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met iemands gevoelens spelen
-
10 haar
haar11 [haarvezel] hair2 [meervoud] [haardos] hair♦voorbeelden:zich de haren uit het hoofd trekken • tear one's hair, kick oneselfiets met de haren erbij slepen/trekken • drag something in (by the head and shoulders)geen haar op m'n hoofd die eraan denkt • I would not dream of itiemand geen haar krenken • not touch a hair of someone's headberouw/spijt hebben als haren op z'n hoofd • feel as sorry as could beelkaar in de haren vliegen • fly at each other, be at each other's throatsiemand tegen de haren instrijken • rub someone up the wrong wayiemand de haren te berge doen rijzen • make someone's hair stand on endm'n haren rezen te berge (van schrik) • my hair stood on end (with fear)het scheelde maar een haar of ik had haar geraakt • I just missed hitting herop een haar na • very nearlygeen haar beter zijn • not be a whit/one bit better1 [al de lichaamsharen] hair2 [het hoofdhaar] hair♦voorbeelden:z'n haar kammen/borstelen • comb/brush one's hairz'n haar laten knippen • have a haircutz'n haar verven • dye one's hairgoed in z'n haar zitten • have a thick head of hair————————haar2♦voorbeelden:hij gaf het haar • he gave it to herdie van haar is wit • hers is whiteII 〈bezittelijk voornaamwoord; vrouwelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:zij doet het hare • she does her share -
11 beuzelarij
2 [nietigheid] trifle♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
trifle with — index mock (deride) Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
trifle with — PLAY WITH, amuse oneself with, toy with, dally with, flirt with, play fast and loose with; informal mess about with; dated sport with. → trifle * * * trifle with [phrasal verb] trifle with (someone or something) : to treat or deal with (someone… … Useful english dictionary
trifle with — phrasal verb [transitive] Word forms trifle with : present tense I/you/we/they trifle with he/she/it trifles with present participle trifling with past tense trifled with past participle trifled with 1) trifle with something to deal with… … English dictionary
trifle with somebody — ˈtrifle with sb/sth derived (formal) (used especially in negative sentences) to treat sb/sth without genuine respect • He is not a person to be trifled with. • You should not trifle with someone s affection … Useful english dictionary
trifle with something — ˈtrifle with sb/sth derived (formal) (used especially in negative sentences) to treat sb/sth without genuine respect • He is not a person to be trifled with. • You should not trifle with someone s affection … Useful english dictionary
trifle with — treat without seriousness or respect. → trifle … English new terms dictionary
trifle with — you should never have trifled with her emotions Syn: play with, amuse oneself with, toy with, dally with, be flippant with, flirt with, play fast and loose with, mess about with; dated sport with … Thesaurus of popular words
trifle with — PHRASAL VERB: usu with brd neg If you say that someone is not a person to be trifled with, you are indicating to other people that they must treat that person with respect. [be V ed P] He was not someone to be trifled with... [V P n] No man in… … English dictionary
trifle with — Synonyms and related words: bat out, be disrespectful, be overfamiliar with, botch, bungle, dash off, disesteem, disparage, disrespect, do anyhow, do by halves, do carelessly, do offhand, fake up, fudge up, jury rig, knock off, knock out, knock… … Moby Thesaurus
trifle with me — be careless about my feelings, mind games, toy with me When John forgot that he asked me to go to the dance, I felt he was trifling with me … English idioms
trifle with — verb a) to toy with b) to mock … Wiktionary